|
|||||||||||||
Becoming Peter Ivers vertelt het verhaal van de virtuoze Amerikaanse muzikant en songwriter wiens capriolen niet alleen de tegencultuur van de jaren 60 en new wave overbrugde, maar die ook actief was in de film-, televisie- en theaterwereld. Ondanks dat Ivers nooit mainstream succes heeft behaald, beschreef biograaf hem als verbonden door een tweede graad met elk belangrijk popcultuur evenement van de afgelopen 30 jaar. Zijn primaire instrument was de mondharmonica. Hierin was hij zodanig bedreven dat tijdens een concert in 1968 Muddy Waters hem de grootste speler ter wereld noemde. In de vroege jaren 70 tekende Ivers een contract als solo artiest bij Warner Bros. Records alwaar hij werd binnengehaald door Van Dyke Parks en Lenny Waronker. Ondanks het grote geld dat aan dit contract hing ($100.000) werden zijn albums Terminal Love (1974) en Peter Ivers (1976) commerciële flops, maar zouden uiteindelijk goed worden onthaald door muziekjournalisten. Zijn live carrière begon in het voorprogramma van New York Dolls, later zou hij nog de affiche delen met acts als Fleetwood Mac en John Cale. Filmfans zullen Ivers misschien kennen van het nummer ‘In Heaven (Lady In The Radiator Song)’ dat door David Lynch werd gebruikt voor de soundtrack van diens iconische film Eraserhead. Het nummer werd door tal van artiesten gecovered: Pixies, Miranda Sex Garden tot Haus Arafna hebben zich er aan gewaagd. Later in zijn carrière zou Ivers songs schrijven in opdracht die werden opgenomen door Diana Ross en The Pointer Sisters. Ivers begon zijn muzikale carrière als harmonicaspeler bij de band Street Choir uit Boston. Zijn solocarrière ving aan in 1969 met het album Knight Of The Blue Communion (1969) dat hij opnam met de Sri Lankaanse jazzdiva Yolande Bavan. Twee jaar later werd op zijn tweede album Take It Out On Me Bavan vervangen door een andere exotische zangeres: de Indische Asha Puthli. Het album met hierop een herwerking van het Marvin Gaye nummer ‘Ain’t That Peculiar’ werd echter opgeschort door platenmaatschappij Epic en het zou uiteindelijk pas het daglicht zien in 2009. Ondertussen werden muziek en teksten van Ivers’ Knight Of The Blue Communion gebruikt voor het toneelstuk Jesus, A Passion Play For Americans, een navertelling van het verhaal van Jesus en een voorloper op bekende voorbeelden van dit genre zoals Godspell en Jesus Christ Superstar. Ivers was bovenal een muzikale duizendpoot, zo was hij in 1977 producer van het synthpop/disco album Victory In Rock City van Roderick Falconer, maar deed hij in 1981 hetzelfde voor het cult avantgarde gezelschap Circus Mort van Michael Gira (Swans). In datzelfde jaar werd hij gevraagd om het televisieprogramma New Wave Theatre te hosten. Het programma was een hectische kakofonie van muziek, theater en komedie, die beheerst werd door Ivers’ manische presentatie. Deze hield in dat hij de punks opzettelijk lokte met contrasterende geklede mode en door met afgestreken gezicht vragen te stellen als: “Wat is de betekenis van het leven?” Met deze show introduceerde Ivers een nieuwe generatie groepen zoals Dead Kennedys, Fear en Suburban Lawns. Het eerste commerciële succes werd geboekt in 1981, en zoals hierboven reeds aangegeven was het niet zijn solocarrière die dit bewerkstelligde. In dit jaar schreef hij samen met John Lewis Parker het nummer ‘Can’t We Fall In Love Again’ voor Phyllis Hyman dat een R&B top tien hit werd. Ivers vormde een songschrijvers team met Franne Golde en verschillende van hun composities werden opgepikt door succesvolle artiesten, zoals ‘Little Boy Sweet’ (The Supremes), ‘All We Really Need’ (Marty Balin), ‘Let’s Go Up’ (Diana Ross), ‘Louisiana Sunday Afternoon’ en ‘Give Me Your Tonight Tonight’ (beiden voor Kimiko Kasai). Ivers dook ook terug op in de filmwereld: hij was te zien in Jekyll and Hyde...Together Again (1982) waarin hij zijn song ‘Wham It’ bracht, naast dit nummer prijkte ook ‘Light Up My Body’ op de soundtrack hiervan. Op 3 maart 1983 werd Ivers dood aangetroffen in zijn loft te Los Angeles. De artiest was doodgeknuppeld, de moordenaar is nooit geïdentificeerd. In de uren na zijn dood slaagden de LAPD-officieren die naar het huis van Ivers werden gestuurd er niet in om het plaats delict veilig te stellen, waardoor veel vrienden en kennissen van Ivers door de zolderruimte binnen geraakten. Het toneel was niet meer zuiver en officieren lieten zelfs toe dat een van Ivers vrienden de met bloed bevlekte dekens uit Ivers’ bed simpelweg kon meenemen. Harold Ramis werd kort beschouwd als een verdachte in deze moordzaak, vanwege de nauwe relatie die Ivers had met diens vrouw, doch deze werd buiten verdenking gesteld wegens het kunnen voorleggen van een alibi. Verschillende van Ivers’ vrienden vertelden biograaf Josh Frank dat ze David Jove verdachten, met wie de muzikant een omstreden relatie had. Derf Scratch (van de band Fear) en verschillende andere artiesten uit de punk en new wave scene in Los Angeles braken dan weer een lans voor de onschuld van Jove. Een vijftal weken na de moord huurde Lucy Fisher een privé-detective in om de misdaad te onderzoeken. Maar vanwege het initiële onderzoek, gebrek aan bewijzen en getuigen, liep ook dit op niets uit. Na de publicatie van Ivers’ biografie in 2008 heropende de LAPD opnieuw het onderzoek in deze mysterieuze zaak. U ziet, er valt heel wat te vertellen over deze artiest die desondanks toch tussen de plooien van de muziekgeschiedenis is gevallen. We geven het eerlijk toe, we hadden er tot op heden ook nog nooit van gehoord. Deze compilatie is dan ook een prima initiatief om hierin verandering te brengen. Ivers schreef ooit dat demo’s vaak beter zijn dan eigenlijke platen. Op demos hoor je immers meer energie, meer bezieling, meer ballen. Dit statement is meteen de insteek van dit album dat werd samengesteld uit een hele reeks democassettes en reel-to-reel tapes, gaande van huisopnames in Laurel Canyon, Los Angeles en Hollywood Studios voor zijn twee solo albums in ‘74 en ‘76. Dus ontdaan van de sessiemuzikanten die bij de reguliere opnames aanwezig waren en de aandacht gericht op de intieme momenten van Ivers’ muzikale energie. We hadden het al over een brug tussen jaren 60 pop en new wave, en dan komen we haast automatisch uit bij wat geboekstaafd staat als glamrock. Veel van de taltijke (25 in totaal) nummers op deze compilatie doen dan ook denken aan T.Rex (vrij duidelijk zelfs) en David Bowie (iets minder uitgesproken). Aangezien het hier vaak liedjes betreft die omschreven kunnen worden als ‘perfecte popsongs’ zullen Beatles fans Ivers ook wel kunnen smaken. Het werk voor soulartiesten vind echter ook zijn weg in Ivers’ songs, vooral dan in achtergrondkoortjes. Het veelvuldige gebruik van de mondharmonica ervaren wij ook als een struikelblok. We hebben nooit van dit instrument gehouden, zelfs Bob Dylan kon hier niets aan veranderen. Perfecte popsongs missen ook hetgeen wij echt zoeken in muziek: het hoekje dat er af is. In dat opzicht was het beluisteren van deze gladpolijste jaren 70 pop een echte lijdensweg. We hebben er iets mee bijgeleerd over deze artiest, maar daarmee is dan ook alles gezegd.
Dimi Brands |
Volgende besprekingen
Fred A - De Anst Voorbij (vinyl)
<1979> - Overload
Verzamelaar - HyperSwim
Yair Etziony - Ensemble
Murmur Of Monks - Sacrament
Izakaya Heartbeat - Subterranean Sunset (vinyl)
Serpentyne - Angels of the Night
Del Lumanta - Preparations
MoE/Pinquins - Vi Som Elsket Kaos
Wildnorthe - Murmur